Raad van Overleg
Almeerders van het eerste uur Nico van Duijn en Frits Huis in het boek 'Almere. Van 0 tot 100.000' over de Raad van Overleg:
Voorjaar 1977 was de basis gelegd voor een nieuw Nederlands stadje. Dus moest het beter, ook al was het feitelijk fantastisch geregeld. Het bleef Nederland en daarom moest er georganiseerd gemopperd worden. Dat werd de Raad van Overleg, onze zelf georganiseerde vorm van democratie. We vonden het onbestaanbaar dat we bestuurd werden door de ZIJP, welke dienst direct onder de koningin viel, en door de RIJP, de dienst Rijkswaterstaat eigenlijk. Wij zagen vooral RIJP-ingenieur Laumanns. Laumanns was onze nurkse Sinterklaas van de RIJP. Op zo’n aardige man werd niemand boos, maar we gebruikten hem wel om allerlei zaken voor elkaar te krijgen. Hij woonde op de Schoolwerf, als iedereen, en liep dus regelmatig binnen bij de Raad van Overleg.
Alles kon op de agenda: veilige busbanen, zout strooien, natte schuurtjes, bebording, opzet maatschappelijke organisaties als welzijn, zorg en onderwijs. Binnen twee maanden was de Raad van Overleg opgetuigd met notulen, verkiezing van de leden, bestuur, reglement, nieuwsbrief, commissies, werkgroepen en afgevaardigde naar andere organisaties. Elke agenda en elk verslag stond in de lokale krant, de Almare. In 1977 al stelde de Raad van Overleg een commissie in om te onderzoeken hoeveel verenigingen en commissies er in hemelsnaam waren ontstaan in dat eerste jaar van Almere. Dat bleken er meer dan 20 te zijn.
Het eerste anti-democratische schandaal was de opiniepeiling van de kerken naar voorkeuren voor het type kerkgebouw. Dirk Visser, de bouwpastor, legde drie ontwerpen voor een kerkgebouw voor. Dat hadden ze nooit moeten doen, want de klassieke voorkeur van de bevolking kon financieel helemaal niet. Het was vaker heftig, zoals blijkt uit een bemiddelingspoging van de voorzitter bij één of ander onderling conflict. Joop Kuys de bovenmeester in wiens school De Bijenkorf vergaderd werd – ook door talloze andere organisaties – bulderde regelmatig zijn principiële ongenoegen uit, totdat hij er eind 1977 per brief uitstapte. “En ik wil er niet over praten”, zo schreef hij. Niemand weet meer waar het over ging. Het was heftig maar oprecht. Het ging over wat bewoners wilden en hoe je regelt dat dit gehoord wordt. Democratie in een snelkookpan.